Armand Sağ
Link
 

 

İmperialisme & de Osmanen
   
 

İmperialisme en de Osmanen

Wat voor gevolgen heeft het imperialisme van de Europese mogendheden gehad voor de economie van het Osmaanse Rijk in de negentiende eeuw?

Alvorens te beginnen met dit onderzoek wil ik graag nog wat achtergrondinformatie geven over het Osmaanse Rijk (ook wel Ottomaans Rijk of Turks Rijk genoemd).

Het Osmaanse Rijk begint bij het uiteenvallen van een ander Turks rijk, namelijk het Seldsjoekse Rijk in de dertiende eeuw. Hierdoor ontstonden er allemaal kleine vorstendommetjes totdat één legendarische man ze allemaal wist te verenigen tot een groot Turks Rijk in 1299, aldus de Turks-Osmaanse legende die nog steeds volop verteld wordt onder Turkse volkeren.

De man die in de sagen alle lof krijgt heet Osman Bey (ook wel Osman Gazi genoemd) en hij regeerde van 1299 tot aan zijn dood in 1326. Het rijk draagt, als eerbetoon, ook de naam van zijn stichter, namelijk het Osmaans Rijk, volgens de Turks-Osmaanse overlevering. In werkelijkheid weten we eigenlijk vrij weinig van hem, naar alle waarschijnlijkheid was het een Turkmeens nomade-ruiter die recentelijk was bekeerd tot de Islam. Door zijn fanatieke vechtlust werd hij gestationeerd bij de grens tussen het Christelijke Byzantium en de Islamitische vorstendommetjes in Klein-Azië. De overwinningen van Osman Bey zorgden ervoor dat andere Turkse en recent Islamitisch geworden nomaden zich aansloten bij zijn clan. De nakomelingen Osman Bey veroverden grote delen van Europa, Azië en Afrika en stichtten een georganiseerd Rijk wat het uithield tot 1923.

Het Osmaans Rijk kwam zelfs tot aan de poorten van de stad Wenen in Europa, waardoor er een geallieerd leger van Fransen, Duitsers (inclusief Oostenrijkers) en Polen aan te pas moest komen om de Turken een halt toe te roepen. In Azië hield aartsvijand Perzië de Turkse troepen tegen. Ondanks grote overwinningen en veldtochten van de Turken, bleven de legers van het Osmaanse Rijk in hoogste staat van paraatheid.                

In Arabië en Afrika daarentegen was het relatief rustig, dit kwam mede doordat de Turken vrijheid van godsdienst zeer hoog op de agenda hadden staan. Weliswaar waren ze zelf moslim, maar niemand werd gedwongen zich te bekeren tot de Islam. Het enige wat niet-moslims, zoals Christenen en Joden, als nadeel hadden was het feit dat ze meer belasting moesten betalen dan moslims. Hiertegenover hadden de Christelijke en Joodse gemeenschappen voorrechten om zichzelf te organiseren onder zogenaamde “millet”-systemen, zo mochten ze bijvoorbeeld hun eigen kerken en synagogen bouwen. Het extra belastingbedrag ‘cizre’ werd ook opgevat als het afkopen van hun dienstplicht, die tenslotte alleen voor Turken en moslims gold.

Mede hierdoor is het Osmaanse Rijk de geschiedenis ingegaan als één van de grootste en langstdurende rijken ter wereld. Het was dan ook Mustafa Kemal Atatürk die pas in 1923 het Osmaanse regime verving voor de Republiek Turkije. Dit onderzoek richt zich echter meer op de vraag “Wat voor gevolgen heeft het imperialisme van Europese mogendheden gehad voor de economie van het Osmaanse Rijk in de negentiende eeuw?”. De deelvragen die bij deze hoofdvraag horen zijn de volgende; de eerste deelvraag is: “Wat was de economische situatie in het Osmaanse Rijk begin 19de eeuw?”. Dit om goed te kunnen oordelen over hoe de situatie op dat moment eigenlijk was. Met Europese mogendheden wordt vooral verwezen naar Frankrijk, Engeland en Rusland, daar zij de hoofdrolspelers waren in die periode.

”Wat was de invloed van de Europese mogendheden in het Osmaanse Rijk?” is de tweede deelvraag, hiermee wil ik de invloeden van opkomende Europese landen zoals Frankrijk, Engeland en Rusland weergeven.

Om de maatregelen die genomen werden door het Osmaanse Rijk te lezen, kunt u terecht bij deelvraag drie: ”Wat waren de Europese invloeden en de eerste pogingen tot hervormingen?”. in ruim zeshonderd jaar (1299 – 1922)

En als laatst te behandelen komen de maatregelen van het Osmaanse Rijk aan bod die ervoor zorgden dat ze eigenlijk volkomen afhankelijk werden van de Europese landen in ”Hoe kwam de Osmaanse economie volledig in handen van de Europese mogendheden?”.

Deelvraag 1:
Wat was de economische situatie in het Osmaanse Rijk begin 19de eeuw?

Eind achttiende, begin negentiende eeuw was het grondgebied van het Osmaanse Rijk ietwat geslonken. Het was weliswaar nog steeds een gigantische Rijk bestaande uit delen van Europa, Azië en Afrika. In Europa hoorden de volgende gebieden nog steeds of weer bij het grondgebied van het Osmaanse Rijk: de gehele Balkan; Servië, Bosnië, Macedonië, Montenegro, Albanië, Kosovo, Bulgarije, Roemenië, Moldavië, Cyprus en Griekenland.
Het kerngebied Anadolu (oftewel Anatolië of Klein-Azië) had ook nog zijn uitbreidingen naar het oosten en zuiden. In het oosten ging het om de landen Georgië, Azerbeidzjan, Armenië, Dagestan en delen van Rusland en Iran. In het zuiden het gehele Syrië, Libanon, Irak, Jordanië, Israël, Palestina, Koeweit, Jemen en delen van Saudi-Arabië. In Oman, Bahrein, Katar en de Verenigde Arabische Emiraten had de Osmaanse vloot een vrijhaven waar ze altijd voor anker konden staan. Nochtans was het noorden van Afrika ook nog grotendeels onder het gezag van het Osmaanse Rijk; Egypte, Libië, Tunesië, Algerije en Sudan waren nog provincies van dit immense Rijk.(1)

Volgens schattingen woonden er in dit immens groot Rijk, slechts twintig tot maximaal vijfentwintig miljoen mensen. Dit had natuurlijk een groot aantal nadelen, namelijk het feit dat er te weinig arbeidskrachten en militairen waren. Dit was een economische handicap voor de Turken, ook vanwege de bevolkingssamenstelling; van die twintig à vijfentwintig miljoen mensen woonden ongeveer vijfentachtig procent op het platteland in kleine dorpen als boeren. Slechts vijftien procent woonden in steden en waren dus arbeiders, professionele militairen, koopmannen of handelaars. Deze militairen werden hierdoor wel beter getraind, want ze moesten het tenslotte in oorlogen altijd tegen een meerderheid opnemen. Ook in het runnen van de provincies waren de gouverneurs altijd in de minderheid tegen de lokale bevolkingen. Dankzij het tolerante gedrag van de Turkse overheersers, waren er voor de verschillende etnische minderheden en niet-moslims (zoals Christenen en Joden) nauwelijks redenen om onrusten te veroorzaken. Deze laatste twee niet-moslims groepen hadden zelfs vertegenwoordigers bij de overheid van het Osmaanse Rijk.(2)

Maar ook deze militairen moesten naast hun defensieve functie, ook elders werken door het arbeidstekort. En doordat leden van het elitekorps janitsaren sinds kort mochten trouwen, waren ze gedwongen om naast hun militaire taken ook nog voor hun gezin en familie te zorgen. Dit in tegenstelling de veertiende en vijftiende eeuw toen je alleen vóór je derde levensjaar bij de Yeni Çeri terechtkwam, dus in die gevallen hadden deze elitetroepen geen gezinnen en/of henzelf bekende familieleden. Veel janitsaren werden nu ineens winkeliers in de grote steden, die alleen langs de kazernes kwamen om hun soldij op te halen. Dit luidde natuurlijk weer een militaire zwakte in voor het Osmaanse Rijk.(3)

Door deze militaire en fiscale crises zagen leden van invloedrijke en rijke families (de zogenaamde ayan) kans om als tussenpersonen te fungeren voor de centrale overheid van het Osmaanse Rijk. Dit was sterk tegen de ideologie van de sultans die tot dan toe altijd directe ambtenaren had gebruikt. Deze ambtenaren waren belast met belasting innen en mannen rekruteren voor het leger, nu werden de sultans afhankelijk van de ayan, die in sommige provincies taken zoals het belasting innen en mannen rekruteren voor het leger overnamen. De sultan werd nu afhankelijk van de ayan voor zijn belastinginkomsten en militaire kracht; de meeste werkten vooral voor zichzelf maar anderen, zoals Ahmet Cezzar Paşa die Napoleon verpletterend versloeg, bleven hun werk namens de sultan doen.(4)

Door deze afhankelijkheid waren er sultans die een vernieuwing wilden invoeren in het bestuur van het Osmaanse Rijk, zo ook de toenmalige Sultan Selim III. Deze achtentwintigste sultan van het Osmaanse Rijk besteeg de troon in 1789 en heerste tot hij werd afgezet in 1807. Sultan Selim III had een interesse in de wereld om hem heen en zo ook in Europa, de goede aspecten wilde hij gebruiken in zijn hervormingen. De vorming van een nieuw leger en de accijns op koffie en tabak zorgde voor onvrede bij de bevolking, vooral bij de janitsaren en arbeiders. Het waren dan ook de janitsaren die in 1807 aan het muiten sloegen en Sultan Selim III afzetten en gevangen namen ten gunste van zijn conservatieve neef Sultan Mustafa IV, die weer afzag van de hervormingen. Echter, toen de Russen de grenzen van het Osmaanse Rijk wederom bedreigden, probeerden de voorstanders van Sultan Selim III hem te bevrijden. Voordat dit kon plaatsvinden werd Sultan Selim III echter vermoord door zijn tegenstanders; als gevolg werd Sultan Mustafa IV afgezet in 1808 ten gunste van een andere neef van Sultan Selim III en Sultan Mustafa IV, namelijk Sultan Mahmut II. Deze Sultan Mahmut II was voorstander van de hervormingen van zijn neef Sultan Selim III en heerste van 1808 tot aan zijn dood in 1839.(5)

Er moet nu echter niet gedacht worden dat er in dit rijk ook sprake was van een economische crises, dit was zeer zeker niet het geval. Juist door het feit dat het merendeel van de bevolking bezig was met landbouw en veeteelt ontstond er een groeiende voedselvoorraad, dit werd met grote mate verhandeld met andere staten. Vooral de export van graan naar Amerika, toen een ontwikkelingsland dat zich probeerde te herstellen van de onafhankelijkheidsoorlog in 1776 tegen Engeland, leverde het Osmaanse Rijk grote winsten op. Ook de beginnende industrialisatie en de groeiende bevolking van West-Europa zorgden voor een grote vraag naar landbouw- en veeteelt-producten, zoals graan, wol en katoen.(6)

Het begin van de negentiende eeuw werd verder ook nog gekenmerkt door oorlogen met Rusland, wat zwaar op de staatskas drukte van het Osmaanse Rijk. De technologische ontwikkelingen gingen aan de Turken voorbij, maar niet aan de Europese staten. Dit had als voornaamste oorzaken de bovenstaande factoren; te weinig mensen in de steden en teveel in de dorpen als boeren, lage bevolkingsaantal (ongeveer twintig miljoen) en militaire zwakte. Als gevolg hiervan ontstond er stagnatie in het Osmaanse Rijk terwijl Europa een bloeiperiode kende onder anderen door de industriële revolutie.

Deelvraag 2:
Wat was de invloed van de Europese mogendheden in het Osmaanse Rijk?

Het Osmaanse Rijk was imperialistisch; dit houdt in dat Osmaans grondbezit veroverd is door militair optreden in de loop van zijn bestaan. Veel Europese mogendheden hadden al imperialistische idealen in de 18de eeuw. Nadat het Osmaanse Rijk tot tweemaal toe verloor van Rusland en land moest afstaan, groeide de belangstelling van de Europese mogendheden voor het Osmaanse Rijk. Zij zagen in dat het Osmaanse Rijk de controle over zijn eigen machtsgebied langzamerhand verloor en dat het op politiek, economisch en militair gebied achtergesteld was. Daardoor was het Osmaanse Rijk een gemakkelijk prooi om veroverd te worden, althans zo dacht men. De imperialistische doelstellingen verwezenlijken ging echter toch niet zo eenvoudig. De mogendheden botsten met elkaar en vonden zichzelf in een rivaliteit met elkaar. Zij moesten veel doelstellingen doorstrepen en aanpassen. Het begon met Napoleon toen hij Egypte innam om de Britse positie in het oosten te verzwakken.

Tijdens de late regeringsjaren van Sultan Mahmut II (regeerperiode 1808-1839) nam de belangstelling van de Europese mogendheden voor het Osmaanse Rijk aanzienlijk toe. De Griekse en Egyptische crises, veroorzaakt door invloeden van de Franse Revolutie en de daaruit vloeiende nationalisme, hadden de militaire zwakte van het Osmaanse Rijk aangetoond. Bij de Griekse en Egyptische crises speelde Rusland ook een cruciale rol. Rusland had namelijk de Grieken gesteund en de andere Europese mogendheden overgehaald dit ook te doen. Bij de Egyptische crisis daarentegen hebben de Osmanen steun gezocht bij Engeland nadat andere Europese mogendheden hadden geweigerd militaire steun te bieden. Engeland wilde wel steun bieden omdat het in Mehmet Ali Paşa(7) een marionet zag van Frankrijk, hierdoor werd er met Engeland een overeenkomst afgesloten. Engeland begon zich namelijk diep zorgen te maken omdat men Rusland zag als een steunpilaar voor autocratische regimes. Het Osmaanse Rijk zou zo in de invloedsferen komen van Rusland en Engeland en zo de Britse positie in Zuid-Azië niet kunnen bedreigen. Ook Oostenrijk en de andere mogendheden waren bezorgd voor hun positie door het optreden van Rusland tegen de Osmanen, dat wil zeggen de vele oorlogen waarbij Rusland steeds meer land en macht won.(8)

De vraag, hoe de verschillende nationalistische bewegingen op de Balkan en de imperialistische ambities van grote mogendheden bevredigd konden worden zonder het Osmaanse Rijk te vernietigen of het Osmaanse Rijk zo te verdelen dat het machtsevenwicht niet verstoord zou raken, was een probleem dat in de 19de eeuw bekend stond als de Oosterse Kwestie en hoog op de agenda stond van elke Europese hoofdstad. Een goed voorbeeld voor het behouden van het machtsevenwicht tussen de Europese mogendheden speelde zich af bij de Griekse crisis. Daar werd op aandringen van Frankrijk en Engeland, Griekenland klein gehouden zodat Griekenland geen sterke marionet zou zijn van Rusland. Men wilde een plooibaar Osmaans Rijk zien die toch al niet meer te redden was.(9)

De rivaliteit tussen de Europese mogendheden waren niet alleen beperkt tot machtsverhoudingen maar ook op religieus niveau was er rivaliteit. Bij de vele opstanden van Christelijke groeperingen is dat duidelijk te zien. De Fransen en Oostenrijkers steunden de katholieken, echter de orthodoxe Christenen binnen het Osmaanse Rijk alsmede de Gregoriaanse Armeniërs in Anatolië werden gesteund door de Russen. De protestanten werden daarentegen door de Engelsen beschermd en gesteund. De mogendheden stuurden dan ook zendingsgenootschappen naar het Osmaanse Rijk om de groepen te leiden en zelfs ondersteunen bij opstanden. Dit leidde zelfs tot een oorlog met de Russen (de Krim-Oorlog 1854-1856) over welke groep Christenen de heilige bedevaartplaatsen zouden moeten beheren, waar naast Russen en Turken ook Engelsen, Fransen en Italianen betrokken raakten.(10)

De volgende Europese landen hadden belangen met betrekking tot het Osmaanse Rijk, te weten Frankrijk, Engeland, Rusland.
Frankrijk was een belangrijke afzetmarkt voor landbouwproducten uit het Osmaanse Rijk, dit wilden de Fransen graag zo houden uit economische belangen. Ook wilden ze de belangen en privileges beschermen van hun mede-katholieke Christenen. Tevens wilden ze druk uitoefenen op het Osmaanse Rijk om politieke en economische hervormingen door te voeren.

Engeland was de belangrijkste leverancier van industrieproducten die werden geïmporteerd naar het Osmaanse Rijk. Die belangen werden beschermd vanuit een financieel aspect alsmede om de belangen en privileges te kunnen beschermen van protestanten. Hiernaast wilde ook Engeland, net als Frankrijk, druk uitoefenen op het Osmaanse Rijk om politieke en economische hervormingen door te voeren.
Als laatst had men Rusland, dat vooral nationale en militaire motieven had om zich te mengen in de strijd rond het Osmaanse Rijk. De Russen wilden de Slavische volkeren (zoals de Bulgaren) militair en politiek steunen om in opstand te komen tegen het Osmaanse Rijk waarna men een Pan-Slavisch Imperium kon realiseren. Tevens wilde Rusland invloed in de orthodox-Christelijke en Armeens-Gregoriaanse gemeenschappen binnen het Osmaanse Rijk.(11)

De rol van de Europese mogendheden was ambivalent; aan de ene kant wilden ze druk zetten op het Osmaanse Rijk om diepgaande hervormingen door te voeren en aan de andere kant wilden ze de in opstand komende Christelijke volkeren binnen het Osmaanse Rijk steunen. Het machtsevenwicht behouden was voor de Europese mogendheden een absolute prioriteit. Er werd zelfs opnieuw een vredesverdrag ondertekend met Rusland omdat zij grote delen van het Osmaanse Rijk had veroverd in 1877. Daarin werd het eerdere verdrag niet verworpen maar versoepeld.(12)

De Europese mogendheden lieten bij onderhandelingen het Osmaanse Rijk en de Slavische volkeren vaak buiten beschouwing. Dat werd duidelijk in 1878 toen de Europese mogendheden een vredesverdrag opzetten na de Russisch-Turkse Oorlog (1877-1878) en de Osmaanse Sultan het alleen maar ondertekende. Ook bij de vredeshandelingen na de Krim-Oorlog zien we dezelfde taferelen wederom plaatsvinden. De mogendheden verdeelden de gebieden onderling van het Osmaanse Rijk zonder overleg met de Osmanen zelf. Deze konden later wel machteloos de verscheidene verdragen ondertekenen. De Europese mogendheden hadden namelijk teveel macht en hielden helemaal geen rekening met de belangen van het Osmaanse Rijk, alhoewel sommige minderheden binnenin het Osmaanse Rijk er wel profijt van kregen.(13)

Deelvraag 3:
Wat waren de Europese politiek-militaire invloeden op het Osmaanse Rijk?

In de tweede helft van de achttiende eeuw waren de machtsverhoudingen tussen Europa en de Osmanen sterk veranderd. Al vanaf de late zestiende eeuw hadden de Europese staten het Osmaanse Rijk in economisch, technologisch en militair opzicht achter zich gelaten. Dit bleek in een lange serie oorlogen die vrijwel allemaal in ernstige nederlagen en gebiedsverlies resulteerden voor de Osmanen. In de zeventiende eeuw tot aan het begin van de achttiende eeuw was de voornaamste vijand van de Osmanen het Habsburgse Oostenrijk, maar halverwege de achttiende eeuw ontwikkelde Rusland zich onder Catherina de Grote tot de belangrijkste bedreiging voor het Osmaanse Rijk.

De Russisch-Turkse Oorlogen zouden leiden tot een groot conflict waarbij meerdere Europese landen zowel tegenover het Osmaanse Rijk als onderling gewapende strijd zouden moeten voeren. Van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw verkreeg Rusland de controle over gebieden van de Zwarte Zee en de Balkan door ze met geweld van het Osmaanse Rijk af te nemen. De eerste oorlog vond plaats in 1677 en zou bijna vijftien jaar lang duren. Rusland verwierf een gebied van het huidige Ukraïne tot aan de Dnjepr rivier. Tsaar Peter de Grote, die in 1689 op de troon kwam, lanceerde nieuwe campagnes tegen de Turken. Overwinningen volgden op wederzijdse nederlagen en omgekeerd, maar onder Catharina de Grote (1729-1796) behaalden de Russen belangrijke overwinningen in Moldavië, Walachije en de Krim. In 1770 vernietigde zij ook de Osmaanse vloot in Çeşme, nu het Griekse eiland Chios.(14)

Na de Krim-Oorlog, die de Osmanen verloren, zouden zij ook nog Bessarabia moeten afstaan. De Russische macht kreeg nu af te rekenen met een groeiende Europese oppositie, vooral vanwege de Britten en Oostenrijkers. Zowel de Oostenrijkers, Britten als de Russen omschreven de problematiek van het Osmaanse Rijk als de Oosterse Kwestie. De strategische ligging van het gebied was uiteraard doorslaggevend voor alle bemoeienissen. Voor het Congres van Wenen in 1815 bestond Europa uit 50 landen en vrijsteden. Zij vreesden allen door een grootmacht te worden gedomineerd en na de verdeling van Polen in de achttiende eeuw bleef alleen een Osmaanse doorn in het oog over. Elk Europees land vreesde ook dat een ander daar meer macht zou verwerven. In 1821 verwierven de Grieken hun onafhankelijkheid, in 1828 en 1829 werden de nieuwe Russisch-Turkse Oorlogen uitgevochten, maar in 1831 zegde tsaar Nikolaas I zijn steun toe aan Mehmet Ali Paşa van Egypte die het Osmaanse Rijk van Sultan Mahmut II bedreigde.(15)

De Russen kregen een vrije doorgang in ruil voor de Dardanellen en de Bosphorus. De overige Europese landen zetten de Ottomanen onder druk en in 1841 gingen de straten dicht voor alle oorlogsschepen. In 1853 volgde dan de Krim-Oorlog die drie jaar zou duren. Rechtstreekse aanleiding hiertoe was een geschil onder rooms-katholieken en orthodoxen aangaande de controle over de heilige plaatsen in Palestina, dat samen met Egypte deel uitmaakte van het Osmaanse Rijk. De Sultan gaf in 1852, onder Franse druk, de rooms-katholieken hun zin en dat zette kwaad bloed bij tsaar Nikolaas I. Frankrijk werd toen geleid door Napoleon II die af te rekenen had met militante klerikale groeperingen. Om de Sultan te overtuigen was alvast het oorlogsschip Charlemagne richting Istanbul gestuurd. Aan de Britten liet de tsaar weten dat een tijdelijke Russische bezetting van Istanbul aangewezen was. Nikolaas stelde hen wel een nieuw voorstel voor, een herverdeling van de Middellandse Zee: Moldavië en Walachije moesten onafhankelijk worden, net als Bulgarije. Servië zou onder Russische bescherming komen, Oostenrijk mocht zijn grenzen verleggen tot aan de kust en de Britten "kregen" Egypte en Kreta. Het voorstel werd echter verworpen.(16)

Nadat de Osmaanse vloot door Rusland werd verslagen en totaal weggevaagd vlakbij Sinope in de Zwarte Zee in november 1853, verklaarden achtereenvolgens Frankrijk en Engeland de Russen de oorlog. Het Italiaanse koninkrijkje Sardinië besloot eindelijk ook mee te doen omdat het geen bemoeienis wilde in de Italiaanse laars. In het jaar 1853 arriveerde dan ook een Osmaans-Frans-Britse vloot in de Bosphorus en volgde de Slag om Sebastopol waar de Osmanen, Fransen en Engelsen stuitten op Russisch verzet. Interessant om te weten is dat de Krim-Oorlog een rechtstreekse oorzaak was van de verkoop van Alaska. Rusland was bereid Alaska aan de Verenigde Staten van Amerika te verkopen voor een bedrag van 7,2 miljoen dollar om de oorlog tegen zowel de Osmanen als de Fransen en Engelsen te kunnen financieren.(17)

Rusland was echter in staat om na de nederlaag van 1856 in de Krim-Oorlog zijn machtspositie opnieuw te versterken, dit omdat de Osmanen verzwakt werden door interne Bulgaarse en Servische opstanden onder invloed van het nationalisme dat voortkwam uit de Franse Revolutie van 1789. Tevens werd in 1856 de Osmaanse Bank opgericht, wat merkwaardig genoeg een Frans-Engelse onderneming was met zijn hoofdkwartier in Parijs. Zo konden voortaan de Fransen en Engelsen, in ruil voor hun militaire hulp aan de Osmanen in de Krim-Oorlog, de gehele Osmaanse economie beheren.

De andere Europese mogendheden mengden zich pas rond 1908 weer in de interne onrust van het Osmaanse Rijk na de opkomst van de Jong Turken. Na bemoeienis van Rusland ontstonden in 1911 de Balkanoorlogen die tot 1913 zouden duren, de Eerste Balkanoorlog (1911-1912) eindigde met een grote Osmaanse nederlaag en het verlies van de gehele Balkan. In de eindfase van de Tweede Balkanoorlog werd er toch een kleine overwinning geboekt met de verovering van Edirne in 1913 door de Osmanen. Hiervoor was tijdens de Russisch-Turkse Oorlog (1877-1878) Noord-Bulgarije al autonoom geworden, maar was Zuidoost-Bulgarije nog steeds in handen van de Osmanen. In 1885 verloor men echter ook dat stukje aan de oprukkende Russen en Bulgaren, waarna er een heuse stroom van Turkse vluchtelingen uit de Balkan (vooral Zuidoost-Bulgarije) naar Klein-Azië op gang kwam.(18)

De invloed van de Westerlingen heeft de macht van de Osmanen op de Balkan en in delen van Oost-Europa teniet gedaan. De macht van de sultan werd door de politiek-militaire invloed van de West-Europese landen, zoals Engeland en Frankrijk, steeds verkleind. Uiteindelijk beheersten de Osmanen een klein deel van wat zij ooit bezaten in Europa. Ook in Noord-Afrika, zoals Egypte, mengden Engeland en Frankrijk zich in de strijd. Dit liep nog met een sisser af, waardoor Egypte nog enkele jaren behouden werd. Niettemin zou het Osmaanse Rijk nooit meer zijn hoogtepunt in de zestiende eeuw kunnen evenaren door de politiek-militaire invloeden van de West-Europese landen.

Deelvraag 4:
Hoe kwam de Osmaanse economie volledig in handen van de Europese mogendheden?

Het Osmaanse Rijk was economisch gezien een kapitalistische staat. Het was er op gericht de bevolking te laten overleven en productief te houden, steden van levensmiddelen te voorzien en de staatskas te vullen. Oorlog, alszijnde een belangrijke bron van inkomsten was een verliesgevende industrietak geworden. De doorvoerhandel door het  Osmaanse gebied was teruggelopen als gevolg van de Europese expansie in de zeventiende eeuw. In zowel alle provincies (Azië, Afrika en Europa) had de staat de controle over belangrijke bronnen van belastinginkomsten verloren.

De basis van de Osmaanse economie was agrarisch. Het grootste deel van de landbouwgrond was eigendom van de staat. De belangrijkste markten voor Osmaanse producten en grondstoffen waren in de 18e eeuw gelegen in Frankrijk en Oostenrijk. Tegen het einde van de 18e eeuw volgde de Franse Revolutie, deze schiep nieuwe kansen voor Osmaanse handelaren, maar de Osmaanse staat profiteerde niet van deze economische expansie, omdat de staat weinig greep op de provincies had. Het uitbreken van de Franse Revolutie bracht tegen het eind van de jaren 1830 een versnelling van het veranderingsproces. Deze had ook te maken met de veranderende verhouding tussen het Osmaanse Rijk en Europa.(19)

De eerste Sultan die hier direct mee te maken kreeg was Sultan Selim III die in 1789 de troon besteeg. De eerste 3 jaren moest Selim III zich concentreren op de oorlogvoering tegen Rusland. Na het vredesverdrag van Küçük Kaynarca (Jassy) in 1774 met Brits-Pruisisch bemiddeling, lanceerde Selim III vrijwel meteen het hervormingsprogramma. Hij probeerde met name het leger en de belastinginning te versterken door misbruik en corruptie te bestrijden en het traditionele systeem adalet (gerechtigheid) weer soepel te laten functioneren. Waar de regering van Selim III niet in slaagde, was het vinden van een solide financiële basis voor de hervormingen. De regering paste traditionele middelen toe om haar inkomen te vergroten: extra heffingen, confiscatie van bezittingen en het verlagen van de hoeveelheid zilver in de munten, dit leidde tot devaluatie. Het beleid van Sultan Selim III bezorgde hem veel vijanden. Hij vervreemdde het militaire korps van zichzelf door zijn pogingen een nieuw leger van de grond te krijgen. Hij was ook niet populair bij de massa van de bevolking. Afgezien van de binnenlandse oppositie, werd de Sultan in zijn hervormingspogingen ook gehinderd door de omstandigheid dat zijn regeringsperiode samenviel met de internationale crisis, veroorzaakt door de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen.(20)

De goede betrekkingen tussen de Osmanen en de Fransen hield meer dan twee eeuwen stand. Deze werd verstoord door de plotselinge verschijning van Napoleon Bonaparte in de Osmaanse provincie Egypte in 1798. De Franse invasie leidde tot een verbond van de Osmanen met Engeland en zelfs met de Osmaanse aartsvijand Rusland. Deze duurde niet lang, na de aftocht van de Fransen werd bij de Vrede van Amiens in 1802 de traditionele vriendschap hersteld. De weigering van de Osmanen om Napoleons keizerstitel te erkennen, leidde in 1805 tot het afbreken van de diplomatieke betrekkingen. Echter, binnen een jaar had het Osmaanse Rijk zich weer met Frankrijk verbonden en was het Osmaanse Rijk in oorlog met zowel Engeland als Rusland, dit leidde tot een nieuwe Russische invasie. Economisch gezien was de belangrijkste ontwikkeling de versterking van de Griekse schippers en handelaren. De Napoleontische oorlogen kwamen ten gunste van de Grieken. Zij vergrootten de Britse blokkade van het Napoleontische Europa en de tegenblokkade van de Fransen. Selim III probeerde de positie van de moslimhandelaren te versterken door hen te steunen met consulaten in belangrijke havensteden. Dit bleek echter niet effectief.(21)

In 1807 werd Sultan Selim III afgezet. Zijn opvolger (neef) Sultan Mahmut II begon vanuit een zeer zwakke positie. Een van zijn doelstellingen waren: opbouwen van een machtsbasis, hij benoemde vertrouwelingen in de bureaucratie en in het leger. Mahmut II slaagde erin de controle over het grootste gedeelte van de Osmaanse gebieden te herwinnen, maar in Griekenland, Egypte en Servië faalde hij. In 1804 brak in Servië een opstand uit, de regering van Selim III die haar eigen problemen met janitsaren had, had niets tegen de opstand ondernomen. De Servische opstandelingen ontwikkelden zich, na het verjagen van de garnizoenen, tot een beweging onder bescheiden steun van de Russen voor Servische autonomie. De beweging werd in 1813 door de Osmaanse troepen onderdrukt. In 1815 staken de Serven weer de kop op, hiermee bereikten zij overeenstemming met de Osmanen over autonomie van een Servisch vorstendom tussen Belgrado en Nis. De Osmanen behielden het recht garnizoenen in de grote steden te legeren en ontvingen een jaarlijks tribuut. Hierom verschilde de positie van de Osmaanse regering in Servië niet zoveel meer van de regering in bijvoorbeeld Koerdistan of de Arabische provincies in de achttiende eeuw. De Griekse opstand die in 1821 uitbrak in navolging van de Servische opstand, was belangrijker om drie redenen:

  • De Griekse gemeenschap speelde een cruciale rol in de economische en diplomatieke betrekkingen van het Osmaanse rijk.
  • De leiders van de opstandelingen hadden een volledige onafhankelijkheid ten doel.
  • Alle Europese mogendheden raakten direct betrokken bij de crisis die de opstand veroorzaakte.

Het Osmaanse leger slaagde er in de opstandelingen te onderdrukken van 1821 tot 1824, in 1824 was bijna heel Morea (Pelopponesos) en veel eilanden in handen van de opstandelingen. De Osmaanse regering was druk met Egypte, welke zij verloren.(22)

Na 1826 begon net als Selim III ook Mahmut II met een hervormingsprogramma. Deze was gericht tot het opbouwen van een nieuw modern leger. Deze hervormingen leidden tot financiële problemen. De modernisering van het leger kostte grote sommen geld. Mahmut II nam een toevluchtsoord bij het verlagen van zilvergehalte in de muntstukken om de tekorten te dekken. Resultaat: Inflatie. Tegenover de Britse Pond daalde de waarde van de Osmaanse valuta met vijfhonderd procent. De koopkracht van de staatsdienaren ging ver achteruit. Dit was één van de redenen voor de corruptie binnen het Osmaanse Rijk. De gevolgen van het bewind van Mahmut II werd nauwelijks beïnvloed. Om zijn greep op de provincies te vergroten verbeterde hij ook het verbindingsnetwerk door de invoering van postdiensten en de uitbouw van wegen, deze waren echter beperkt tot gebieden die het dichtst bij de hoofdstad lagen. In 1830 investeerde de Sultan vooral in onderwijs, deze was sterk gebaseerd op de onderwijssystemen in West-Europa, zo stuurden zij in 1827 voor het eerst een groepje studenten naar Europa.(23)

Tussen 1838 en 1841 werden vrijhandelsverdragen gesloten met verscheidene landen, waaronder Engeland, Frankrijk, Rusland en Oostenrijk. Als een gevolg hiervan vervijfvoudigde de buitenlandse handel van het Osmaanse Rijk (die tussen 1780 en 1830 met ongeveer tachtig procent was toegenomen), mede omdat het samenviel met de snelle economische groei in Europa in de jaren tussen 1830 en 1870. Sultan Mahmut II stierf echter in 1839 aan tbc. De opvolgers waren zijn oudste zoon Sultan Abdulmecit, na hem Abdulaziz en Murad V. De hervormingen werden doorgezet en kregen onder Turkse historici de naam Tanzimat (oftewel hervormingen). De hervormingen waren vooral gericht tot de volgende gebieden: militaire vooruitgang, de bureaucratie, het provinciaal bestuur, het belastingsstelsel, het wettelijk stelsel en het seculiere onderwijs(24). Er werden belangrijke openbare werken uitgevoerd. Onder Sultan Abdulhamit II kreeg de Tanzimathaar volle effect.(25)

De politieke situatie die Abdulhamit II erfde stond in het teken van de financiële malaise van het Osmaanse Rijk. In 1875 konden ze de schulden niet meer betalen. Het Osmaanse Rijk was bankroet. Het krediet op de Europese markten was verspeeld en Abdulhamit II voerde in 1876 de eerste Osmaanse grondwet in. De Russen verklaarden kort nadien de oorlog en in 1878 had het Osmaanse Rijk de meeste Europese bezittingen verloren. In 1878 werd het Verdrag van Ayastefanos gesloten waardoor Bosnië, Servië en Roemenië onafhankelijk werden van het Osmaanse Rijk en Sultan Abdulhamit II hief de grondwet op in 1877. Kort nadien volgden twee gewapende pogingen om Abdulhamit II af te zetten, beide pogingen liepen op niets uit. Tussen 1878 en 1882 veroverde Frankrijk Algerije en Tunesië en veroverden de Engelsen en Fransen in 1882 Egypte(26). Lange tijd leende de Osmaanse regering onder Sultan Abdulhamit II erg weinig van het buitenland en betaalde zij meer af dan zij nieuwe leningen sloot. De handel nam in de opvolgende twintig jaar langzaam toe, het waren de jaren die samenvielen met een grote recessie in Europa, vanaf 1896 nam de handel echter sneller toe. De jaren tussen 1888 en 1896 waren de jaren van de eerste directe investeringen van buitenlandse bedrijven in het Osmaanse Rijk (met name in spoorwegen). Na 1896 liepen de investeringen snel terug. Engeland bleef de belangrijkste handelspartner van het Osmaanse Rijk. Zij leverden dertig tot veertig procent van zijn import. Later vergrootten de Fransen hun aandeel van dertig naar vijftig procent. De Duitse investeringen stegen van één naar vijfentwintig procent, terwijl de Engelse aandelen terugliepen naar minder dan twintig procent. Er ontstonden compleet nieuwe industrieën, deze gebruikten extreem goedkope arbeidskrachten; vaak vrouwen en kinderen. Negentig procent van de ondernemingen met meer dan tien arbeiders waren eigendom van niet-moslims. Deze veranderingen schiepen spanningen in de Osmaanse maatschappij. De stedelijke gilden werden namelijk altijd beschermd door de Osmaanse overheidspersonen.(27)

Een grote teleurstelling was het feit dat Sultan Abdulhamit II er niet in slaagde om loyaliteit te kweken bij de nieuwe generaties Osmaanse ambtenaren en militairen. De jaren tussen 1906 en 1908 kenmerkten zich (met name onder de soldaten en ambtenaren) als een periode van groeiende ontevredenheid vanwege een prijsinflatie aan de éne kant en achterstallige salarisbetalingen aan de andere kant. Het was echter het constante gebiedsverlies op de Balkan waardoor de Jong Turkse Revolutie in 1908 uitbrak binnen het Osmaanse Rijk. Uiteindelijk moest Sultan Abdulhamit II buigen voor de Jong Turken die een nieuw parlement en een nieuwe grondwet afdwongen. Ook werden Griekenland en Bulgarije, ondanks de Jong Turkse Revolutie, geheel onafhankelijk.(28)
 
Hervormingen stootten op: conservatisme, de macht van het leger, opstanden en oorlogen, de verbeterde bewapening van de Europese legers en de groeiende kosten voor economische moderniseringen. Dit was de belangrijkste oorzaak voor het mislukken van de hervormingen en daardoor het teloorgaan van de economie. Het Osmaanse Rijk werd uiteindelijk een belangrijke schuldenaar van Europese bankiers.

Eindconclusie
We zien als antwoord op de eerste deelvraag dat het begin van de negentiende eeuw gekenmerkt werd door oorlogen met Rusland, wat zwaar op de staatskas drukte van het Osmaanse Rijk. De technologische ontwikkelingen gingen aan de Turken voorbij, maar niet aan de Europese staten. Dit heeft als voornaamste oorzaken de bovenstaande factoren; te weinig mensen in de steden en teveel in de dorpen als boeren, lage bevolkingsaantal (ongeveer twintig miljoen) en militaire zwakte.
Als gevolg hiervan ontstond er stagnatie in het Osmaanse Rijk en het tegenovergestelde, namelijk een bloeiperiode, in Europa. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de industriële revolutie.

In reactie van deelvraag twee, kunnen we de volgende conclusie constateren. Het machtsevenwicht behouden was voor de Europese mogendheden een absolute prioriteit. Er werd zelfs een vredesverdrag opnieuw ondertekend met Rusland omdat zij grote delen van het Osmaanse Rijk had veroverd in 1877. In het nieuwe verdrag werd het eerdere verdrag niet verworpen maar versoepeld. De Europese mogendheden lieten bij onderhandelingen het Osmaanse Rijk en de Slavische volkeren buiten beschouwing. Dat kunnen we zien in 1878 waar de Europese mogendheden zelf een vredesverdrag opzetten en de Sultan alleen mag komen opdraven om het te ondertekenen. Ook bij de vredeshandelingen na de Krim-Oorlog zien we dezelfde taferelen terug. De Europese mogendheden verdelen de gebieden van het Osmaanse Rijk onderling zonder inspraak van de Osmanen zelf. De Osmaanse Sultan werd echter wel steevast gedwongen om de verdragen te ondertekenen. De Europese mogendheden hadden teveel macht en hielden helemaal geen rekening met de belangen van het Osmaanse Rijk of de Osmaanse onderdanen.

De invloed van de Europese machten heeft de controle van de Osmanen over de Balkan en Oost-Europa weggevaagd. De macht van de Sultan werd door de politiek-militaire invloed van de Europese landen, zoals Rusland, Engeland en Frankrijk, steeds verkleind. Uiteindelijk beheerste de Osmanen een klein deel van zij ooit bezaten in Europa. Ook in Noord-Afrika mengden Rusland, Engeland en Frankrijk zich in de strijd. Dit liep nog met een sisser af, waardoor Egypte nog enkele jaren behouden werd voor de Osmanen. Niettemin zou het Osmaanse Rijk nooit meer zijn hoogtepunt in de zestiende eeuw kunnen evenaren door de politiek-militaire invloeden van de Europese landen.

De hervormingen die stootten op conservatisme, de macht van het leger, opstanden en oorlogen, de verbeterde bewapening van de Europese legers en de groeiende kosten voor economische moderniseringen, waren de belangrijkste oorzaken voor het teloorgaan van de Osmaanse economie. Het Osmaanse Rijk werd uiteindelijk een belangrijke schuldenaar van Europese bankiers. Dit werd duidelijk met de oprichting van de Osmaanse Bank in 1856 door de Frans-Engelse regering met een hoofdkwartier in Parijs, waar alle leningen aan het Osmaanse Rijk verzameld werden. Zo konden voortaan de Fransen en Engelsen, in ruil voor hun militaire hulp aan de Osmanen in de Krim-Oorlog, de gehele Osmaanse economie beheren. Zo kwam de Osmaanse economie en daardoor ook de militair-politieke toekomst van het Osmaanse Rijk volledig in handen van de Europese mogendheden, aldus corresponderend met deelvraag vier.

Literatuurlijst
De geraadpleegde literatuur is een mix van Turkse en Westerse bronnen en luidt als volgt:

Literatuur:

  • Akçura, Yusuf - Osmanlı Devleti’nin Dağılma Devri (Het verval van het Osmaanse Rijk), İstanbul 1940
  • Bakker, Rene - Geschiedenis van Turkije, Amsterdam 1997
  • Bayrak, Mehmet Orhan - Türk İmparatorlukları tarihi (Geschiedenis van de Turkse Rijken), İstanbul 2002
  • Çabuk, Vahid - Büyük Osmanlı Tarihi (De Grote Osmaanse Geschiedenis; 10 delen), İstanbul 1999
  • Kingross, Lord - The Ottoman Centuries, İstanbul 2004
  • Lewis, Bernard - Het Midden-Oosten, Amsterdam 2002
  • McCarthy, Justin - The Ottoman Turks, Lousiana 1999
  • Murphy, Rhoads - Ottoman Warfare, New Jersey 1999
  • Öztuna, Yılmaz - Büyük Türkiye tarihi (De grote geschiedenis van Turkije; 14 delen), İstanbul 1983
  • Özükan, Bülent e.a. - Osmanlı Tarihi (Osmaanse Geschiedenis; 4 delen), İstanbul 2003
  • Zürcher, Erik Jan - Een geschiedenis van het moderne Turkije, Nijmegen 1995



Armand Sağ

20 maart 2008

© Armand Sağ 2008

1. E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 1995) 13-16.
2. B. Lewis, Het Midden-Oosten (Amsterdam, 2002) 205-216.
3. Y. Öztuna, Büyük Türkiye tarihi (De grote geschiedenis van Turkije; deel 9, İstanbul 1983) 376-385.
4. E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 1995) 34-36.
5. E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 1995) 37-58.
6. R. Murphy, Ottoman Warfare (New Jersey 1999) 105-109.
7. De gouverneur van Osmaans Egypte die in opstand kwam tegen het Osmaanse gezag waardoor er een oorlog woedde.
8. B. Özükan e.a., Osmanlı Tarihi (Osmaanse Geschiedenis; deel 4, İstanbul 2003) 42-44.
9. E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 1995) 45-46.
10. L. Kingross, The Ottoman Centuries (Istanbul 2004) 185.
11. L. Kingross, The Ottoman Centuries (Istanbul 2004) 207-224.
12. Y. Öztuna, Büyük Türkiye tarihi (De grote geschiedenis van Turkije; deel 9, İstanbul 1983) 211-218.
13. B. Lewis, Het Midden-Oosten (Amsterdam, 2002) 235-236.
14. Y. Öztuna, Büyük Türkiye tarihi (De grote geschiedenis van Turkije; deel 9, İstanbul 1983) 211-218.
15. B. Özükan e.a., Osmanlı Tarihi (Osmaanse Geschiedenis; deel 4, İstanbul 2003) 36-48.
16. J. McCarthy, The Ottoman Turks (Lousiana 1999) 123-127.
17. L. Kingross, The Ottoman Centuries (Istanbul 2004) 278-290.
18. Y. Öztuna, Büyük Türkiye tarihi (De grote geschiedenis van Turkije; deel 10, İstanbul 1983) 376-385.
19. E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 1995) 59-70.
20. E.J. Zürcher, Een geschiedenis van het moderne Turkije (Nijmegen, 1995) 68-83.
21. B. Lewis, Het Midden-Oosten (Amsterdam, 2002) 249-251.
22. Y. Öztuna, Büyük Türkiye tarihi (De grote geschiedenis van Turkije; deel 10, İstanbul 1983) 410-435.
23. B. Özükan e.a., Osmanlı Tarihi (Osmaanse Geschiedenis; deel 4, İstanbul 2003) 22-46.
24. Er kwamen seculiere wetten, terwijl de İslamitische wetgeving (oftewel de şeriat) bleef bestaan. Wel werd de werkingsterrein van de şeriat sterk ingeperkt.
25. Y. Akçura, Osmanlı Devleti’nin Dağılma Devri (Het verval van het Osmaanse Rijk; İstanbul 1940) 120-127.
26. De opening van het Suezkanaal door de Europese mogendheden speelde hierin ook een grote rol.
27. V. Çabuk, Büyük Osmanlı Tarihi (De Grote Osmaanse Geschiedenis; deel 7, İstanbul 1999) 78-90.
28. R. Bakker, Geschiedenis van Turkije (Amsterdam, 1997) 151.

 

Copyright ElaDesign (disclaimer)